Javascript must be enabled for the correct page display

Spanning tussen Leer en Leven

Leeuw, de, Gerrie (2016) Spanning tussen Leer en Leven. Master thesis, Master Geestelijke Verzorging.

[img]
Preview

1314-GV LEEUW de G. Ma-scriptie definitieve versie.pdf

Download (1MB) | Preview

Abstract

In deze scriptie doe ik verslag van mijn onderzoek naar de verhouding tussen de geloofsleer en de geloofspraktijk in het rouwproces van ouders uit de Gereformeerde Bond die plotseling een kind verloren hebben. Mijn interesse voor deze thematiek werd gewekt tijdens de colleges Leven, lijden en dood van prof. dr. Mirjam de Baar, waar een rabbijn en een imam spraken over leven, lijden en dood vanuit respectievelijk Joods en islamitisch perspectief. Ik wilde me verder verdiepen in de omgang met de dood binnen de christelijke traditie en heb vanwege mijn reformatorische achtergrond gekozen voor de Gereformeerde Bond. Om mijn onderzoek verder af te bakenen, heb ik gekozen voor een onderwerp waarin de verhouding tussen geloofsleer en geloofspraktijk centraal staat. Naar verwachting staat deze verhouding het meest onder druk in stressvolle situaties, in het bijzonder bij het plotselinge verlies van een kind. Verlieskundige Herman de Mönnink maakt onderscheid tussen overgangsverliezen die in de lijn der verwachting liggen en incidentele verliezen die onverwacht komen. Een incidenteel verlies, zoals het plotselinge verlies van een kind, werkt vaak meer ontwrichtend dan een overgangsverlies, omdat er niet op geanticipeerd kan worden. De hoofdvraag van mijn onderzoek luidt: Hoe verhouden geloofsleer en geloofspraktijk zich tot elkaar in het rouwproces van gelovige ouders uit de Gereformeerde Bond, na het plotselinge verlies van hun kind? Geloofsleer en geloofspraktijk zijn in een dergelijk rouwproces wellicht niet altijd in overeenstemming met elkaar. Het doel van deze scriptie is om inzicht te krijgen in dit vermoede spanningsveld tussen geloofsleer en geleefde werkelijkheid. Daartoe heb ik ouders uit de Gereformeerde Bond geïnterviewd, die plotseling een kind verloren hebben. Aan de hand van de geloofsleer van de Gereformeerde Bond omtrent de dood en kinderen, en het constructivistisch copingmodel van Thomas Attig en het religieuze copingmodel van Jan van der Lans, heb ik de interviews geanalyseerd. Zo wordt inzichtelijk waar het spanningsveld zich manifesteert. De illustratie op de titelpagina verwijst naar de zinsnede ‘gebalde vuisten, biddende handen’ van predikant H. Visser, waaraan ik in deze scriptie nog enkele malen zal refereren.2 Deze woorden en de illustratie verbeelden iets van het spanningsveld tussen geloofsleer en geloofspraktijk, dat ouders uit de Gereformeerde Bond kunnen ervaren in hun rouwproces. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden, heb ik de volgende deelvragen geformuleerd: 1) Op welke opvattingen over de dood is de geloofsleer van de Gereformeerde Bond gebaseerd? 2) Welke elementen uit deze geloofsleer kunnen invloed hebben op het rouwproces van ouders uit de Gereformeerde Bond die plotseling een kind verloren hebben? 3) Welke inzichten bieden het constructivistische copingmodel ‘relearning the world’ van Thomas Attig en het religieuze copingmodel van Jan van der Lans, voor het rouwproces in het algemeen, en voor de religieuze coping in het bijzonder? 4) In hoeverre vormt een godsdienstige levensbeschouwing (cognitief) de basis voor individuele zinbeleving (affectief)? Met cognitief doel ik hier op de geloofsleer van de Gereformeerde Bond. Affectief duidt op de mate waarin ouders gevoelsmatig verbonden zijn met bepaalde waarden en normen. 5) In hoeverre manifesteert zich een spanningsveld tussen geloofsleer en geloofspraktijk in het interviewmateriaal? Voor mijn empirisch onderzoek heb ik gebruikgemaakt van diepte-interviews. Ik heb voor deze kwalitatieve onderzoeksmethode gekozen, omdat het onderwerp persoonlijke en gevoelige materie betreft. Ik heb zes interviews afgenomen bij drie ouderparen uit de Gereformeerde Bond die plotseling een thuiswonend kind verloren hebben. De respondenten zijn individueel geïnterviewd in hun eigen huis, zodat ieders persoonlijke verhaal duidelijk naar voren kon komen zonder beïnvloeding van de aanwezigheid van de partner. Het zoeken naar mogelijke respondenten is verlopen via een aantal predikanten en een pastoraal medewerker binnen de Gereformeerde Bond, die ik persoonlijk ken. De leeftijd van de kinderen en de wijze van overlijden verschilden per situatie. De interviews zijn semigestructureerd van aard, aangezien er, van tevoren vastgestelde, open vragen in een vaste volgorde gesteld zijn en de optie van doorvragen ook regelmatig gebruikt is.3 Binnen het bestek van deze scriptie gaat het om een verkennend onderzoek. Gezien het beperkte aantal interviews kunnen er geen algemeen geldende conclusies voor de hele doelgroep getrokken worden. Er is veel onderzoek gedaan naar de rol van religie in coping met stress, zoals blijkt uit het overzichtsartikel van de godsdienstpsycholoog Jos Pieper. Ook is er veel gepubliceerd over rouwen en verliesverwerking, zoals Robert A. Neimeyer en George Hagman in hun overzichten weergeven. Het belang van mijn verkennende onderzoek is gelegen in de nadere specificatie van coping met het verlies van een kind door het onderzoek te richten op ouders uit dezelfde reformatorische traditie. Het gaat om een zeer specifieke doelgroep en daardoor kan dit onderzoek dieper ingaan op de inhoudelijke geloofsleer dan algemeen onderzoek naar religieuze coping. Religieuze stromingen verschillen namelijk onderling in hun opvattingen over de geloofsleer. De deelvragen zullen in de verschillende hoofdstukken nader worden uitgewerkt. In hoofdstuk 1 staan de historische achtergrond van de Gereformeerde Bond en zijn geloofsleer centraal. Hoe is de kerk waaruit de Gereformeerde Bond is ontstaan en waarin zij geworteld is, in de loop van de eeuwen omgegaan met de dood? Ook zal ik in dit eerste hoofdstuk dieper ingaan op de geloofsleer van de Gereformeerde Bond voor zover die betrekking heeft op de dood en op kinderen, om te zien waar bepaalde opvattingen vandaan komen en tot welke religieuze context de ouders zich rekenen. Vervolgens heb ik in hoofdstuk 2 twee copingmodellen uitgewerkt die van toepassing zijn op een rouwproces. Het constructivistische copingmodel van de filosoof Thomas Attig is gebaseerd op de visie dat een eenduidige verklaring van de werkelijkheid niet bestaat, maar geconstrueerd wordt door individuele en collectieve betekenisgeving. Deze visie geeft mogelijk wrijving met een vaststaande geloofsleer. Het religieuze copingmodel van de godsdienstpsycholoog Jan van der Lans geeft inzicht in de functie die religie kan vervullen in coping met stress. In hoofdstuk 3 geef ik een verantwoording van de door mij afgenomen interviews. Na een introductie van de cases uit de interviews bespreek ik de ‘antwoorden’ van de ouders aan de hand van een aantal door mij geselecteerde kernpunten met betrekking tot de betekenisgeving in hun rouwproces. Aan de hand van de in hoofdstuk 1 en 2 besproken geloofsleer en copingmodellen heb ik de interviews geanalyseerd op onderwerpen die een spanningsveld kunnen veroorzaken tussen geloofsleer en geloofspraktijk. De onderzoeksresultaten bespreek ik in het vierde hoofdstuk. Afsluitend volgt mijn conclusie over de manifestatie van het spanningsveld tussen geloofsleer en geloofspraktijk in het interviewmateriaal met daarbij aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

Type: Thesis (Master)
Supervisors (RUG):
SupervisorE-mailTutor organizationTutor email
Muthert, J.K.J.K.Muthert@rug.nl
Baar, M.P.A. deMirjam.de.Baar@rug.nl
Degree programme: Master Geestelijke Verzorging
Academic year: 2013- 2014
Date of delivery: 02 Dec 2016
Last modified: 02 Dec 2016 15:08
URI: https://ggw.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/116
Actions (requires login)
View Item View Item